We keken voor alle actoren
(politici, niet-politici en journalisten of presentatoren) naar
- het aantal optredens;
- spreektijd; zowel de
spreekduur als de gemiddelde duur van een interventie;
- leeftijd: van
politici en meestal ook van journalisten kennen we de exacte
leeftijd; van de andere actoren hebben we de leeftijd
geschat;
- aandeel van mannen en
vrouwen;
- etnische achtergrond
(allochtoon/autochtoon) van de actoren;
- het aandeel van de
verschillende partijen;
- kieskring van de
participerende politici;
- de verhouding tussen
politici en niet politici;
- de zenders;
- de thema's;
- de
combinaties van deze factoren.
De cijfers
- het rapport voor VRT
en VTM samen: u vindt het
hier
- het rapport voor VRT
afzonderlijk: u vindt het
hier
Alle nuttige
informatie is - zonder commentaar - te vinden in de rapporten.
De rapporten leveren de cijfers en de tabellen. Hieronder volgen de meest opvallende resultaten. We doen dat op basis
van de gegevens voor VRT en VTM samen. De algemene resultaten
voor VRT alleen verschillen hiervan weinig.
1. Op televisie is de
campagne van 2009 een kopstukken-campagne geweest.
Er kwamen na de
verkiezingen van 7 juni 2009 124 personen in het
Vlaams Parlement, 17 Nederlandstalige verkozenen in het
Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 13
Nederlandstalige vertegenwoordigers in het Europees Parlement.
In het totaal dus 154 verkozenen. Voor het verwerven van die 154
zetels kwamen er In de televisieprogramma's
38 politici aan het woord, gespreid over 138 optredens.
De brede waaier aan politici komt weinig
aan bod. Enkele programma's hadden een plaats voor minder bekende politici
in hun formule ingebouwd:
- Stemming 09, waar telkens minder
bekende politici werden uitgenodigd, naargelang een bepaalde
invalshoek: veteranen, vrouwen, zonen en dochters, ...
- Terzake 09, waar er steeds een
beginnend politicus aan tafel schoof..
2. Burgers kwamen in deze campagne
nauwelijks aan het woord.
De campagne was een
gesprek onder politici, geen discussie met de burger. Dit is verschillend met
de verkiezingen van 2004, waar
veel meer personen uit het brede maatschappelijke veld aan de
discussies deelnamen. In de campagne van 2009 was de verhouding
politici / niet-politici
er één van 85% / 15 % (grafiek
3.1).
Bij de niet-politici is het overwicht van
mannen bijzonder groot. Vrouwelijke niet-politici komen er
nauwelijks aan te pas. 12% van de niet-politici zijn vrouwen en
ze vullen 6% van de tijd die
door niet-politici wordt ingevuld.
De niet-politici onder de 30 jaar zijn allemaal
vrouwen. De niet-politici boven de 60 zijn allemaal mannen.
3. Er is een ondervertegenwoordiging aan
vrouwen: er treden 32% vrouwen op en 68% mannen.
We zijn deze cijfers al bijna gewoon. Het is opvallend dat het percentage vrouwen
traditioneel in informatieve programma's nauwelijks boven
de 30 % uitstijgt . Het is in alle
onderzoeken die we reeds gedaan hebben zo en het is
internationaal ook zo (grafiek
1.1).
Als we alle actoren
bekijken is de verhouding v/m 32% / 68%;
voor politici 30% / 70%
voor niet-politici 12% / 88%
voor journalisten 49% / 51%
In deze verkiezingscampagne is het extra
opvallend dat ook bij politici de drempel van de 30% niet wordt
overstegen. Dit waren immers verkiezingen waarin er in de parlementen meer vrouwen zijn verkozen dan ooit
tevoren.
Bij de journalisten is er
partiteit (grafiek
8.2). Er zijn bij de media, in eigen huis, veel
inspanningen gedaan om tot evenwichtige genderverhoudingen te
komen. De resultaten zijn duidelijk zichtbaar.
4. Vrouwen zijn jong en mannen zijn
oud(er), oudere vrouwen bestaan (bijna) niet.
Bij het analyseren van
ernstige televisieprogramma's doen we steeds opnieuw deze
vastelling. Het is in dit onderzoek niet anders (grafiek
1.2).
We kunnen wel een opvallende vaststelling doen:
In het onderzoek van 2004 bleken jonge mannen afwezig te zijn.
Dat is nu anders: de mannen in de leeftijdscategorie van 20-29
jaar zijn nu wel aanwezig.
Het aandeel van de groep van de 20-29 jarigen is
wel gedaald.
Vanaf 40 jaar domineren de mannen. De grafieken die deze cijfers
illustreren geven de dominantie van mannen vanaf 40 jaar
duidelijk aan.
5. Kieskring Antwerpen is het sterkst
vertegenwoordigd.
De dominante positie van Oost-Vlaanderen
uit 2004 is verdwenen.
In kieskring Antwerpen en voor Europa is de verhouding tussen
vrouwen en mannen evenwichtiger dan gemiddeld (grafiek
2.4).
Grappig vinden we de vaststelling dat de gemiddelde
interventieduur het kortst is voor vrouwen uit Limburg. Dat waren
we van Limburgse politici wel anders gewend.
Wat we van Brussel hebben gezien was volstrekt mannelijk. Voor
West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant was dat bijna net zo.
6. De gemiddelde interventieduur bedraagt
12 seconden.
De korte adem van de
sprekers had nogal indruk gemaakt in onze
studie van de verkiezingen van 2004. De situatie is er zeker
niet op verbeterd, integendeel. Wie 12 seconden aan het woord is
loopt veel kans dat iemand anders (in de overgrote
meerderheid van de gevallen, de journalist v/m) er tussen komt. Het
is niet zozeer dat politici in sound-bites spreken, dan wel dat
ze dat best zouden doen, want meer dan dat krijgen ze in één
interventie meestal niet gezegd. Het is ook niet zo dat altijd
de lopende gedachte na de interruptie niet kan worden
voortgezet, maar de regel in de Vlaamse media is dat iemand niet in eigen beheer een
gedachte kan ontwikkelen.
Gemiddelde spreektijd per
interventie berekend voor alle actoren samen bedraagt 9 seconden, voor vrouwen 8
seconden, mannen 10 seconden, vrouwelijke zowel als mannelijke
politici 12 seconden, vrouwelijke niet-politici 9 seconden,
mannelijke niet-politici 12 seconden.
VB-vrouwen bleken relatief lang te kunnen spreken; CD-V-vrouwen
waren (vrijwillig of onvrijwillig)
kort van stof.
7. Interventies langer dan 35 seconden
zijn bij politici zeldzaam, zowel bij mannen als bij
vrouwen.
(grafiek
7.1 ev.)
De politici krijgen op de VRT haast geen kans om een redenering
uit te werken of een samenhangend verhaal te vertellen. Hun
interventies die langer zijn dan 35 seconden duren samen
ongeveer één zesde van al hun interventies. Meer dan 95 % van al
hun interventies duren minder dan 35 seconden.
8. Migranten of nieuwkomers komen
nauwelijks in de uitzendingen voor.
We telden 4 % allochtonen.
Van die 4% was de verhouding vrouw / man een verhouding van 5%
tegenover 95% (grafiek
1.3).
9. In vergelijking met
het op dat ogenblik
zittend Vlaams Parlement is er een ondervertegenwoordiging van Vlaams Belang.
Wij hebben in onze tabellen de partijen gerangschikt naar aantal
zetels van het op het ogenblik van de verkiezingscampagne
bestaande Vlaams Parlement, met de nieuwkomers achteraan
toegevoegd, volgens grootte van de peilingen.
Die volgorde is ongeveer ook de rangschikking van het aandeel van de
partijen in de debatten, behalve voor Vlaams Belang.
Als we aantal optredens vergelijken met spreekduur dan zien we
dat 'de grote drie' (CD&V, Open VLD en SP.A) langer spreken dan
hun proportionele aanwezigheid. Bij Vlaams Belang is dat niet
het geval (grafiek
2.1).
10. De partijvoorzitter zit niet van voor
In het overzicht van de optredens op de VRT van de individuele politici zien we dat de top drie qua duur van optreden is
(grafiek 2.2,
enkel VRT):
-
Mieke Vogels (spreektijd
44:57)
-
Jean-Marie Dedecker
(spreektijd 44:07)
-
Kris Peeters (spreektijd
42:37)
Verder is op te merken dat
het bij de grote partijen veel belangrijker is wie het boegbeeld
is van de partij dan wie de voorzitter is.
Opmerkelijk is ook de grote rol die Frank Vandenbroucke heeft
gespeeld in de campagne voor SP.A en het grote aandeel van
Marie-Rose Morel voor Vlaams Belang. In geen enkel ander geval
is het aandeel van een andere kandidaat groter dan dat van het
boegbeeld. De spreektijd van
Dewinter is 28:11 en die van Morel 31:41.
11. Het aandeel van
vrouwen verschilt sterk van partij tot partij.
(grafiek
2.3)
LLD is nieuw en heel mannelijk.
N-VA kwam nu tot 24 % vrouwen. In onze sample
van 2004 zaten geen N-VA-vrouwen.
VB kwam tot 37 % vrouwen. Dit is vooral het resultaat van het frekwente en uitgebreide optreden van Marie-Rose
Morel.
Het aandeel van vrouwen bij Groen! was groot, net zoals in 2004.
12. Thematisch is er een overwicht van
overkoepelende thema's.
Er werd veel in algemene termen
gesproken: de crisis, de geloofwaardigheid, partijpolitiek, 'de
mensen', de toestand van Vlaanderen ... (grafiek
6.1)
Er waren drie hoofdthema's: algemene
toestand, persoonlijke inzet (karakter, integriteit, engagement), partijpolitieke kwesties. Het
belangrijkste kleine en concretere thema was: werk en
werkgelegenheid.
De pogingen tot personalisering van de
politiek, de nadruk op kwaliteit van het politieke proces en de
moraliteit van politici waren opvallend. In vele gevallen waren het meer
meta-beschouwingen dan concrete politieke (of sociaal-economische)
kwesties die werden behandeld.
